Vlaai oet 't Bakkus

De boerderijen waren in het verleden geheel zelfvoorzienend. Op zo’n omvangrijke boerderij als Hoeve Dobbelsteyn was dit niet anders. Het vlees kwam van het eigen vee, dat geslacht werd er op het erf in het najaar. Van de velden kwam het graan voor het brood en in de boomgaarden met de traditionele hoogstambomen groeide het fruit. Veel fruitsoorten hebben we te danken aan de Romeinen die het onze kant op brachten en dat fruit werd ook gebruikt voor onze vlaaien. Dat gebeurde op de grotere boerderijen in het zogenaamde “bakkes” of  “d’n oave”. Ook Hoeve Dobbelsteyn had zo’n Bakkes en het staat er nog steeds. Het kleine kapelachtige bouwseltje ligt los van de boerderij, dit uit voorzorg voor brandgevaar van de hoeve. Het stoken van de oven was de taak van de opperknecht die daarvoor de in de snoeiperiode verzamelde sjanse gebruikte.

De grootte van de oven hield nauw verband met de grootte van het gezin en het dienstdoend personeel. Op z’n minst twintig broden konden er tegelijk gebakken worden. Daarna gingen de vlaaien met vers fruit de oven in. Dat bakken gebeurde één keer per week. Voor feestelijke gelegenheden werden er wel twintig uit de oven geschoven. Zuid-Limburg, feesten en vlaaien horen bij elkaar. Als er iets te vieren was, kwam er vlaai op tafel. En dat gebruik wordt nog steeds in ere gehouden.

Buitengoed de Dobbellaar heeft het streven om 't Bakkus van Hoeve Dobbelsteyn in de toekomst weer een functie geven.
Vlaaien bakken met fruit uit de eigen regio en workshops met demonstraties voor de gasten moeten bijdragen om oude tradities,
ook in onze tijd, een waardevolle plek te geven.

't Puthuuske

Naast het bakkes is er op Buitengoed de Dobbellaar nog een puthuis (’t Puthuuske). Schoon water was voor het boerenleven van groot belang. Dagelijks werd door de bewoners de gang naar het puthuis gemaakt om er water te halen. Het puthuis was gemaakt op heuphoogte, zodat de emmer water makkelijk te grijpen was wanneer deze boven aan kwam. Aan de binnenkant bestond de put uit aan elkaar gemetselde bakstenen die een beetje taps toeliepen. Het gewelf kon hierdoor een hoge druk weerstaan. Door de jaren heen werden de zo gewaardeerde waterputten overbodig en werden ze gezien als obstakel. Zo’n waterput herinnerde aan armoedige tijden. Nu wordt een waterput gezien als monument van cultuurhistorisch belang. De waterput van Hoeve Dobbelsteyn is gelukkig bewaard gebleven en wordt bij de restauratiewerkzaamheden in ere hersteld zodat de mooie elementen bewaard blijven.